Op 28 maart 2012 begon mijn reis naar Afghanistan om het project Kabul-kamp in goede banen te leiden. Paar dagen hiervoor werd ik gebeld door Dowar-shipping met de mededeling dat de container met kleren binnen tien dagen in Afghanistan zou aankomen. Na dit gehoord te hebben heb ik gelijk geïnformeerd over de ticket mogelijkheden. Eerst zag het ernaar uit dat het ticket veel geld zou gaan kosten, maar met wat extra inspanning is het gelukt om relatief voordelig te reizen. Ik heb gelijk het ticket geboekt en over paar dagen zou mijn avontuur beginnen.
Maar voordat het zover was, moest ik nog even langs de Afghaanse ambassade. Ik moest namelijk een brief van hen hebben om geen invoerbelasting over onze kleren te betalen. De ambtenaren die daar werkten, hadden geen zin om een dergelijke brief te gaan schrijven. Maar gelukkig bleef ik kalm en verzocht hen vriendelijk of ik de ambassadeur kon spreken. Na twee uur gewacht te hebben kon ik eindelijk de ambassadeur spreken. Het gesprek met de ambassadeur verliep vriendelijk en hij deelde mee dat de brief de volgende dag klaar zou zijn. Tijdens het gesprek liet hij merken dat de brief misschien niet geaccepteerd zou worden door het ministerie van buitenlandse zaken van Afghanistan, wat me zorgen baarde. Ik bedankte de ambassadeur voor zijn hulp en haalde de volgende dag de brief op.
Eindelijk was de dag aangekomen dat ik zou vertrekken naar Afghanistan. Om eerlijk te zijn was ik best wel zenuwachtig, dit was namelijk mijn eerste keer dat ik na 20 jaar weer terug naar Afghanistan zou gaan. Toen wij nog in Afghanistan leefden was er hevige oorlog gaande. Het enige wat ik me nog kon herinneren waren oorlogsbeelden. Ik stapte in het vliegtuig en vloog via Brussel en Amman naar Dubai. Tijdens deze lange vlucht dwaalden mijn gedachten regelmatig af naar Afghanistan. Het idee dat er nu vrede was, maakte mij erg blij. Ik hoopte dat ik het project snel met succes zou afronden en dat ik nog wat tijd over zou hebben om te kunnen genieten van mijn verblijf in Afghanistan. Toen ik in Dubai aankwam was het erg warm en hoopte dat het weer in Kabul ietsje beter zou zijn.
Een dag later landde ik eindelijk op Kabul internationaal airport. Ik zat aan de raamkant en keek mijn ogen uit. Het duurde ongeveer 10 minuten voordat het vliegtuig tot stilstand kwam. Ik kreeg letterlijk kippenvel van wat ik in de tussentijd zag. Ik zag overal militaire vliegtuigen geparkeerd en het beeld was totaal anders dan wat ik eerder in de vliegvelden van Brussel, Amman en Dubai aantrof. Ik schrok hier behoorlijk van … Het gevoel van oorlog, dat ik als een klein jongetje had ervaren, begon weer naar boven te komen. Op het vliegveld zelf was het ook chaotisch en het was niet duidelijk aangegeven welke richting ik uit moest lopen. Na een aantal behoorlijk zware security-checks stond ik eindelijk buiten.
Het was vrijdag 30 maart toen ik in Kabul aankwam. In Afghanistan is dit een vrije dag waarop alle overheidsinstellingen dicht zijn. De dag daarna ben ik meteen aan de slag gegaan om het papierwerk voor het project in orde te maken. Corruptie in Afghanistan komt heel veel voor, vooral bij overheidsfunctionarissen, maar ik had me voorgenomen om niemand smeergeld te betalen. Ik dacht: ieder nadenkend mens moet begrijpen dat dit project bedoeld is om arme mensen van kleren te voorzien. Iedereen zou graag hieraan mee moeten willen werken, zonder bijbedoelingen. Met de brief van de ambassade ben ik naar het ministerie van buitenlandse zaken gegaan in de hoop dat zij aan de hand van deze brief toestemming zouden geven om geen belasting over de kleren te heffen.
Mijn eerste dag bij het ministerie verliep moeizaam. Zelfs de loketambtenaren voelden zich heel machtig en dachten alles te weten, laat staan de hogere ambtenaren. Ze stuurden me naar de verkeerde afdeling. Deze ambtenaren van die afdeling vertelden mij om morgen terug te komen en dat ze mij dan wel naar de juiste afdeling zouden brengen. De volgende dag kwam ik bij de goede afdeling en overhandigde ik de brief. Hier vertelde een vrouwelijke ambtenaar mij dat ze niets voor mij konden doen. Ik moest de stichting eerst laten registeren en dat zou een paar weken in beslag nemen en pas daarna zou ze me verder helpen. Ik zei dat gaat helaas niet, de container met kleren komt over een paar dagen aan. Ik liet de statuten van onze stichting zien en nadat ze even gekeken had naar dit document, zei ze: kom morgen terug dan kun je met het afdelingshoofd hierover praten.
Om een lang verhaal kort te maken, ben ik vier dagen achter elkaar naar het ministerie gegaan. Wat me opviel was dat we in Afghanistan niet één president Karzai hebben, maar alleen al bij het ministerie van buitenlandse zaken lopen er enkele honderden rond. Ik bedacht me op dat moment dat het best wel lang zou kunnen duren om dit bureaucratische systeem zo ver te krijgen, dat ze iets kunnen betekenen voor het project. Het afdelingshoofd deelde mee dat hij niet de bevoegdheid had om dat te kunnen doen, en dat het heel lastig wordt om zoiets voor elkaar te krijgen. Hij verwees me door naar het Rode Kruis (Sra Miasht) dat zij wellicht iets voor me kunnen doen. Toen ik de volgende dag daar aankwam werd ik hartelijk ontvangen en moest ik een uur wachten op de voorzitter. Onder het genot van een kopje thee, was ik in een groot kantoor aan het wachten. Om me heen zag ik de werknemers achter supermooie bureaus en mooie computers aan het werk. Ze deden alles behalve werken, één was aan het gamen, de andere aan het skypen en weer de andere was moppen aan het tappen. Dit beeld heb ik jammer genoeg niet alleen hier gezien, maar bij talloze instanties waar ik terecht kwam. Een uur later sprak ik de voorzitter van de Sra Miasht, maar ook hij deelde mee dat hij niets voor mij kon doen. Teleurgesteld verliet ik zijn kantoor. Ik begon me echt zorgen te maken over het project.
Ondertussen had ik contact opgenomen met Dowar-shipping om te vragen op welke dag en welk tijdstip de container in Islam Qala (grensstadje met Iran) precies zou aankomen. Ik kreeg te horen dat de container een paar dagen later zou aankomen in verband met de Nieuwjaarsvakantie in Iran. Eigenlijk vond ik dit helemaal niet erg, want zo had ik meer tijd om de papieren te regelen, als dat nog zou lukken. Langer in Kabul blijven had geen zin. Ik moest naar Herat en Islam Qala in de hoop dat ik daar iets wel voor elkaar kon krijgen. Na het bezoek aan Sra Miasht heb ik meteen een ticket geboekt naar Herat voor de volgende dag.
Toen ik in Herat aankwam, zag ik meteen duidelijke verschillen met Kabul. In vergelijking met Kabul is Herat een kleine stad, waar bijna alle huizen op elkaar leken. Het weer was een stuk warmer (30 graden) en ik zag ook duidelijk dat de mensen armer zijn dan in Kabul. Ik ben op dezelfde dag naar het Gomrok-kantoor in Herat (Afghaanse douane) gegaan. Voor het kantoor was er een supergroot terrein waarop meer dan duizend vrachtwagens volgeladen geparkeerd stonden. Voor het kantoor was het erg druk. Ik zag om me heen allemaal zakenlieden met stapels papieren. Ze stonden allemaal buiten in de hitte te wachten op een stempel of een handtekening , zodat ze daarna invoerrechten over hun goederen konden betalen. Ik heb me laten vertellen dat de ambtenaren van deze instantie heel corrupt zijn en dat ze zonder smeergeld niets voor je willen doen. Ik wilde meteen naar binnen lopen, maar werd tegengehouden door een soldaat en die zei dat ik niet zomaar naar binnen kon gaan. Ik legde de soldaat alles snel uit, wat ik hier kwam doen en verzon ter plekke dat ik een afspraak had met de voorzitter. Na zware security check werd ik gelukkig naar binnen gelaten.
Het eerste wat me opviel bij de voorzitter in vergelijking met de rest van de ambtenaren, die door het gebouw liepen, dat de voorzitter Afghaanse kleren aan had. Deze man had oog voor mijn verhaal en was trots op onze stichting dat we met zo’n project bezig waren. Hij wilde me oprecht helpen, maar had niet de bevoegdheid om onze container zomaar vrij te stellen van invoerrechten i.v.m. verantwoording aan hogere bestuurslagen. Hij zei: ik kan je alleen vrijstellen van belasting als je een brief haalt van de gouverneur van Herat. Ik heb overal gehoord dat hij net zoveel macht heeft als president Karzai …
De volgende dag ging ik naar het provinciehuis voor de brief. Hier aangekomen werd mij verteld dat de gouverneur de komende dagen niet op zijn kantoor was, maar dat hij zijn jaarlijkse besprekingen had met verschillende instanties. De secretaris van de gouverneur had twee dagen later wel tijd om mij te woord te staan.. Het viel me op dat hij een groot kantoor had. Tijdens het gesprek liet ik de statuten van de stichting (geschreven in Nederlands) zien, hij bekeek het en deed alsof hij het begreep. .Ik was teleurgesteld in zijn brief maar ging met de brief naar de voorzitter van Gomrok. Hij zei, de secretaris heeft het moeilijk voor je gemaakt en het zal een paar dagen in beslag nemen om zijn beschreven weg te bewandelen.
Twee weken heb ik in Herat heen en weer gehold om toch nog iets te kunnen regelen. Ik ben zes keer naar Islam Qala (120 km vanaf Herat) gegaan. Dit was best wel een gevaarlijke weg, waar veel ontvoeringen plaatsvinden … Ondertussen was de container met kleren aangekomen. Toen ik merkte dat het bureaucratische systeem niet te overwinnen was, heb ik de hoop opgegeven. Ik ben overgegaan op plan B om toch invoerrechten over de kleren te betalen.
Toen de container in Islam Qala aankwam, was ikzelf ook aanwezig De container is voor mijn ogen open gegaan. Ik heb de kleren vanuit de container over laten plaatsen naar een vrachtwagen. Omdat we mash’Allah heel veel kleren hadden heb ik ter plaatse wat kleren aan de armen mensen uitgedeeld. De kleren die wij in Nederland verzameld hadden waren bedoeld voor Kabul-kamp. De transportkosten van Islam Qala tot Kabul waren echt overdreven hoog en bovendien waren de wegen tot Kabul niet veilig, plunderingen van vrachtwagens gebeurden dagelijks bij deze route. Met dit alles in ons achterhoofd hebben we besloten om de kleren in Herat uit te delen.
De vrachtwagen met de kleren heb ik naar een van de armste wijken van Herat gebracht. Ik reed zelf met de vrachtwagen om te voorkomen dat er iets mis zou gaan. Onderweg vertelde de chauffeur mij dat hij door iemand benaderd was om de kleren aan hem te verkopen voor 20.000 dollar, door gewetensbezwaren heeft hij het aanbod afgewezen. Zo zie je maar weer dat niemand daar te vertrouwen is. Als we niemand naar Afghanistan hadden gestuurd om het project in goede banen te leiden, zouden we niets van de kleren terugzien. Onze kleren waren van goede kwaliteit en redelijk wat geld waard in vergelijking met tweedehands kleren die in Afghanistan te koop zijn.
Ik had precies twee dagen om de kleren te sorteren en uit te delen, want daarna moest ik naar Kabul om mijn vlucht naar Nederland niet te missen. Met behulp van een aantal inwoners van de wijk is het me gelukt om de kleren in één dag te sorteren. De volgende dag kon ik eindelijk mensen blij maken met de kleding.
Ondanks alle problemen die ik ondervond ben ik heel erg blij met het resultaat van het project. De kleren zijn weliswaar niet uitgedeeld in Kabul-kamp, maar de inwoners van die wijk waren erg arm en hadden de kleren ook hard nodig. We hebben uiteindelijk meer dan 1500 families voorzien van kleren. De dankbaarheid van deze arme mensen was zo groot, dat ik het niet met woorden kan beschrijven. Iedere glimlach die ik op de dag van het uitdelen zag, deed me al mijn moeite vergeten. En ik zou het hele proces zo weer opnieuw willen doen!
Hopelijk hebben jullie een goede indruk gekregen van wat er met jullie kleren is gebeurd. Het doel van dit project was om de Afghanen te helpen, en dat op een eerlijke en goede manier. Namens Stichting Nang wil ik iedereen bedanken die op wat voor manier dan ook het project gesteund heeft. Bedankt voor jullie steun en vertrouwen in onze stichting. Moge Allah (swt) jullie hulp accepteren en alles duizendmaal terug schenken.
Ajmal Khan Sayedi